woensdag 22 februari 2017

‘Eine kieer prins te zeen, wil ich zoa gaer’

Over een aantal dagen barst het spektakel weer los in Limburg. Carnaval. Of eigenlijk, vastelaovend. You either love it or hate it. Dat geldt voor Limburgers, maar ook voor iedereen die boven de rivieren woont. De meerderheid snapt gewoon niet wat wij gekke Limburgers doen tijdens deze dagen en vooral: waarom we het zo leuk vinden. 

Begrijpelijk. Ik snapte het eigenlijk ook niet écht.

Tot een aantal jaar geleden.

Sinds 2012 presenteer ik elke zaterdagochtend samen met 4 mannen een radioprogramma bij de lokale radio omroep. Omdat we graag iets wilden doen met de vastelaovend, kwamen we met een idee voor een nieuw item. ‘De mins achter de prins’. Elke zaterdag in aanloop naar de carnaval nodigden we een carnavalsvereniging uit. Het doel? De man áchter de prins beter leren kennen.

En elke keer gebeurde daar iets bijzonders.

ook elke week ff fotootje maken met prinsen
Ongeacht welke vereniging of prins langskwam, telkens was daar een gevoel van verbondenheid. Een hechte club mensen waarvan je een gevoel krijgt dat je erbij wil horen. En die tijd dat ze te gast waren in de studio, hóórde je er ook bij.

Ik kan me die allereerste carnavalsvereniging nog goed herinneren. In vol ornaat en met veel bombarie kwamen ze de studio binnen. De prins nam plaats op de door ons toegewezen troon en zijn steek met prachtige veren prijkte vol trots. Naast hem zaten zijn 2 adjudanten.

‘Adjudanten?’ dacht ik nog. ‘Wat zijn dat nou weer?’

In dit geval bleken het 2 van zijn beste vrienden te zijn die tijdens de carnaval er o.a. voor zorgen dat hij 1) genoeg te eten en te drinken heeft en 2) elke avond goed en wel thuis komt. Daarnaast feesten ze tijdens de vastelaovend net zo hard mee. 

Geweldig.

We draaiden carnavalsmuziek, er werd spontaan een polonaise ingezet en vanaf dat moment liet ik al mijn vooroordelen over dit feest los. Ik werd voor even toegelaten tot deze hechte vereniging en ik werd jaloers dat ik niet met deze groep vastelaovend kon vieren. Ik besefte me toen ook direct: dít is wat de vastelaovend zo’n mooie traditie maakt. Niet het zuipen of het verkleden. Nee. De verbondenheid. Het plezier. Het gevoel dat iedereen één is. En tegenwoordig misschien wel het enige feest waarbij je geen pilletje nodig hebt om de dagen en nachten door te komen. Want je hebt elkaar. 

Hè, lekker emotioneel dit. 

Maar zo ervaren we het wel. Niet voor niets heeft menig vastelaovendvierder natte oogjes als alles weer achter de rug is. Dan gaat iedereen namelijk verder met zijn of haar eigen leven en kunnen we weer lekker ergeren en muggenziften, zoals alleen Nederlanders dat kunnen.

Wat me echter het meest is bijgebleven van de ruim 30 prinsen die ik al heb mogen interviewen? De trots van de prins. De trots dat ze uitgerekend hém gevraagd hebben en het plezier dat hij degene is die voorop mag gaan in de polonaise. De trots dat hij het dorp totaal op zijn kop mag zetten. Het is een eer, een droom. Kippenvel. Of zoals Henk Hover een paar jaar geleden zong:

‘’De kop in de wolke, de naas inne wèndj, 
grueëts wie nog nie en zoa bliej wie ein kèndj. 
Stoer stuit de steek, fier wappertj mien vaer. 
Eine kieer prins te zeen, wil ich zoa gaer.’’ 

Alaaf! 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten