Het is 7:55
uur.
Ik sta stil voor een stoplicht als mijn gedachten afdwalen naar mijn auto. Vorige week heeft ‘ie voor het eerst een grote beurt gehad, en hij rijdt weer als een tietje. Heerlijk. Net op het moment dat ik me bedenk hoe gek het eigenlijk is dat een mens daar zo van kan genieten, zie ik in mijn achteruitkijkspiegel een gele vlek op me af komen. Een gigantische rotvaart.
Ik sta stil voor een stoplicht als mijn gedachten afdwalen naar mijn auto. Vorige week heeft ‘ie voor het eerst een grote beurt gehad, en hij rijdt weer als een tietje. Heerlijk. Net op het moment dat ik me bedenk hoe gek het eigenlijk is dat een mens daar zo van kan genieten, zie ik in mijn achteruitkijkspiegel een gele vlek op me af komen. Een gigantische rotvaart.
En even lijkt
de tijd stil te staan.
Mijn pupillen
verwijden en de adrenaline stroomt door mijn lichaam. Nog nooit was ik zo
alert. Een “What the fuck!” echoot door de auto. Terwijl ik naar rechts probeer
uit te wijken, zie ik in mijn linkerhoek de gele vlek net op tijd tot stilstand
komen. De vlek kuste bijna mijn bumper, en hoewel ik romantisch ben aangelegd,
voelde dit meer als een ongewenste intimiteit.
Mijn
gedachten lijken op een stel apen in een jungle en gaan alle kanten op. Een
dronken Pool? Versleten remkabels? Een epileptische aanval misschien? Ik
probeer op adem te komen, draai me om en zit er volledig naast. De gele vlek
blijkt een man die mijn buurman had kunnen zijn. Ook hij is diep onder de
indruk, maar niet door het voorval van zojuist. Zijn twee handen op het stuur
omklemmen iets waarvan ik vermoed dat het zijn dierbaarste bezit is: zijn
telefoon. Hij typt er lustig op los en even weet ik niet waarvan ik meer ben
geschrokken: het bijna-ongeluk of het feit dat zijn telefoonverslaving het
bijna-ongeluk heeft veroorzaakt.
Ik draai me
terug en staar verbouwereerd voor me uit. De radio staat aan, en ergens ver weg
zingt Logic ‘I want you to be alive, you don’t gotta die today. You don’t gotta
die’. Het stoplicht springt op groen. Ik draai af, vervolg mijn weg richting de
A2. Onze wegen scheiden, en ik hoop vurig dat het de gele vlek allemaal waard
is geweest. Dat hij nu tenminste wél weet wat hij gaat eten vanavond. Dat hij in
ieder geval wél nog de wedstrijd van Ajax heeft kunnen nabeschouwen. Dat hij straks
wél mee kan praten bij de koffieautomaat, omdat hij weer op de hoogte is van
het laatste nieuws.
Maar nog meer
hoop ik dat niet alleen de gele vlek, maar iedereen om hem heen heelhuids op
het werk arriveert. En straks weer veilig thuiskomt. Aan tafel schuift. “Hoe
was je dag, schat?”
Hardnekkig,
zijn de gele vlekken van deze wereld. In staat schaamteloos te bevuilen. Ik heb
er één boodschap voor: stop die fucking telefoon weg, vriend. Twee handen aan
het stuur en houd je koppie d’r bij.
Want voor je
het weet, maak je met je vieze, gele vlek alles zwart.