donderdag 26 oktober 2017

Aan alle gele vlekken van deze wereld

Het is 7:55 uur.

Ik sta stil voor een stoplicht als mijn gedachten afdwalen naar mijn auto. Vorige week heeft ‘ie voor het eerst een grote beurt gehad, en hij rijdt weer als een tietje. Heerlijk. Net op het moment dat ik me bedenk hoe gek het eigenlijk is dat een mens daar zo van kan genieten, zie ik in mijn achteruitkijkspiegel een gele vlek op me af komen. Een gigantische rotvaart.

En even lijkt de tijd stil te staan.

Mijn pupillen verwijden en de adrenaline stroomt door mijn lichaam. Nog nooit was ik zo alert. Een “What the fuck!” echoot door de auto. Terwijl ik naar rechts probeer uit te wijken, zie ik in mijn linkerhoek de gele vlek net op tijd tot stilstand komen. De vlek kuste bijna mijn bumper, en hoewel ik romantisch ben aangelegd, voelde dit meer als een ongewenste intimiteit.

Mijn gedachten lijken op een stel apen in een jungle en gaan alle kanten op. Een dronken Pool? Versleten remkabels? Een epileptische aanval misschien? Ik probeer op adem te komen, draai me om en zit er volledig naast. De gele vlek blijkt een man die mijn buurman had kunnen zijn. Ook hij is diep onder de indruk, maar niet door het voorval van zojuist. Zijn twee handen op het stuur omklemmen iets waarvan ik vermoed dat het zijn dierbaarste bezit is: zijn telefoon. Hij typt er lustig op los en even weet ik niet waarvan ik meer ben geschrokken: het bijna-ongeluk of het feit dat zijn telefoonverslaving het bijna-ongeluk heeft veroorzaakt.

Ik draai me terug en staar verbouwereerd voor me uit. De radio staat aan, en ergens ver weg zingt Logic ‘I want you to be alive, you don’t gotta die today. You don’t gotta die’. Het stoplicht springt op groen. Ik draai af, vervolg mijn weg richting de A2. Onze wegen scheiden, en ik hoop vurig dat het de gele vlek allemaal waard is geweest. Dat hij nu tenminste wél weet wat hij gaat eten vanavond. Dat hij in ieder geval wél nog de wedstrijd van Ajax heeft kunnen nabeschouwen. Dat hij straks wél mee kan praten bij de koffieautomaat, omdat hij weer op de hoogte is van het laatste nieuws.  

Maar nog meer hoop ik dat niet alleen de gele vlek, maar iedereen om hem heen heelhuids op het werk arriveert. En straks weer veilig thuiskomt. Aan tafel schuift. “Hoe was je dag, schat?”

Hardnekkig, zijn de gele vlekken van deze wereld. In staat schaamteloos te bevuilen. Ik heb er één boodschap voor: stop die fucking telefoon weg, vriend. Twee handen aan het stuur en houd je koppie d’r bij.

Want voor je het weet, maak je met je vieze, gele vlek alles zwart.

donderdag 9 maart 2017

"We zijn benieuwd naar uw mening" | De Enquête-horror

Er was ooit een tijd waarin de marketingafdeling invulde waar de klant behoefte aan had. Wat de klant daar eigenlijk zélf van vond, leek secundair.  Tegenwoordig is daar echter ‘de dialoog’.

“We moeten de dialoog aangaan met de klant, want wat vinden onze klanten eigenlijk van ons?”


Een hele terechte vraag. Een goede vraag ook. Dus gaan we met zijn allen lekker dialogiseren (dit blijkt echt gewoon een woord te zijn, zie hier). En liever vandaag nog dan morgen. Begrijp me niet verkeerd, ik moedig het alleen maar aan om vooral bezig te zijn met dingen waar je klant ook écht op zit te wachten. Maar ‘dialogiseren’ is nog altijd een wisselwerking, geen vraag/antwoord. Dan praat je met elkáár. Zoiets:

Bedrijf: “Hee, wat vind je eigenlijk van ons?”
Klant: “Ja, kweenie, jullie zijn nooit bereikbaar. Heel irritant.”
Bedrijf: “Ow.”
Klant: “Wat vind je van mij dan?”
Bedrijf: “Jij kijkt liever dan dat je koopt. Hebben we ook niks aan. Lol.”

lekker dialogiseren, gezellig

Maar ‘de dialoog’ lijkt een beetje die enquête-horror van vroegâh te worden. Veel vragen, niks terug krijgen. Ja, €5,- korting misschien bij een besteding vanaf €75,-.

Hoera.

Bij elk contact wat ik heb gehad met een bedrijf, van verzekering tot webshop, kan ik de klok erop gelijk zetten dat ik binnen 2 à 3 dagen een e-mail krijg. Of ik effe mijn ervaring wil delen. Alleen al de afgelopen 4 dagen kreeg ik deze verzoeken binnen:

“Onlangs heeft u contact met ons gehad. We zijn benieuwd naar uw ervaring.”

“Hoe blij ben je met onze service?”

“Uitnodiging om ons te beoordelen”

Bij één bedrijf krijg ik zelfs in élke e-mail de vraag: “Wat vond je van deze e-mail?”.

@#(*&%#)@!!11!1! 

Het is op zich prima om bij sporadische scheetjes te vragen ‘wat vond je er nou van?’, maar niet na elke zucht of klik. Ga eens lekker weg met al je vragen man, ik wil gewoon een dekbedovertrek kopen. Of een kaart versturen.

Niet meer en niet minder.

Ik heb ook helemaal geen tijd om overal mijn mening achter te laten. Vooral omdat ik er zelf niet direct iets aan heb. Dat ‘de service verbetert met mijn feedback’ is namelijk iets waar ik 9 van de 10 keer geen fluit van zal merken. Ik hoor er namelijk ook nooit meer iets van.

Daarom een compromis. Ik laat voortaan mijn mening achter, als jullie - de masterbreinen achter deze e-mails - mij na verloop van tijd laten weten wat jullie hebben verbeterd/aangepast/toegevoegd/verwijderd. Dankzij die input van mij en mijn medeklanten. Hoe vet zou dat zijn, dat er zeg maar écht geluisterd wordt? 

Laten we het eens proberen. 

Maken we van die enquête-horror een samenwerkings-komedie. 


woensdag 22 februari 2017

‘Eine kieer prins te zeen, wil ich zoa gaer’

Over een aantal dagen barst het spektakel weer los in Limburg. Carnaval. Of eigenlijk, vastelaovend. You either love it or hate it. Dat geldt voor Limburgers, maar ook voor iedereen die boven de rivieren woont. De meerderheid snapt gewoon niet wat wij gekke Limburgers doen tijdens deze dagen en vooral: waarom we het zo leuk vinden. 

Begrijpelijk. Ik snapte het eigenlijk ook niet écht.

Tot een aantal jaar geleden.

Sinds 2012 presenteer ik elke zaterdagochtend samen met 4 mannen een radioprogramma bij de lokale radio omroep. Omdat we graag iets wilden doen met de vastelaovend, kwamen we met een idee voor een nieuw item. ‘De mins achter de prins’. Elke zaterdag in aanloop naar de carnaval nodigden we een carnavalsvereniging uit. Het doel? De man áchter de prins beter leren kennen.

En elke keer gebeurde daar iets bijzonders.

ook elke week ff fotootje maken met prinsen
Ongeacht welke vereniging of prins langskwam, telkens was daar een gevoel van verbondenheid. Een hechte club mensen waarvan je een gevoel krijgt dat je erbij wil horen. En die tijd dat ze te gast waren in de studio, hóórde je er ook bij.

Ik kan me die allereerste carnavalsvereniging nog goed herinneren. In vol ornaat en met veel bombarie kwamen ze de studio binnen. De prins nam plaats op de door ons toegewezen troon en zijn steek met prachtige veren prijkte vol trots. Naast hem zaten zijn 2 adjudanten.

‘Adjudanten?’ dacht ik nog. ‘Wat zijn dat nou weer?’

In dit geval bleken het 2 van zijn beste vrienden te zijn die tijdens de carnaval er o.a. voor zorgen dat hij 1) genoeg te eten en te drinken heeft en 2) elke avond goed en wel thuis komt. Daarnaast feesten ze tijdens de vastelaovend net zo hard mee. 

Geweldig.

We draaiden carnavalsmuziek, er werd spontaan een polonaise ingezet en vanaf dat moment liet ik al mijn vooroordelen over dit feest los. Ik werd voor even toegelaten tot deze hechte vereniging en ik werd jaloers dat ik niet met deze groep vastelaovend kon vieren. Ik besefte me toen ook direct: dít is wat de vastelaovend zo’n mooie traditie maakt. Niet het zuipen of het verkleden. Nee. De verbondenheid. Het plezier. Het gevoel dat iedereen één is. En tegenwoordig misschien wel het enige feest waarbij je geen pilletje nodig hebt om de dagen en nachten door te komen. Want je hebt elkaar. 

Hè, lekker emotioneel dit. 

Maar zo ervaren we het wel. Niet voor niets heeft menig vastelaovendvierder natte oogjes als alles weer achter de rug is. Dan gaat iedereen namelijk verder met zijn of haar eigen leven en kunnen we weer lekker ergeren en muggenziften, zoals alleen Nederlanders dat kunnen.

Wat me echter het meest is bijgebleven van de ruim 30 prinsen die ik al heb mogen interviewen? De trots van de prins. De trots dat ze uitgerekend hém gevraagd hebben en het plezier dat hij degene is die voorop mag gaan in de polonaise. De trots dat hij het dorp totaal op zijn kop mag zetten. Het is een eer, een droom. Kippenvel. Of zoals Henk Hover een paar jaar geleden zong:

‘’De kop in de wolke, de naas inne wèndj, 
grueëts wie nog nie en zoa bliej wie ein kèndj. 
Stoer stuit de steek, fier wappertj mien vaer. 
Eine kieer prins te zeen, wil ich zoa gaer.’’ 

Alaaf! 


dinsdag 13 december 2016

So far not so good

Een tijdje terug kon je het al lezen: lijn 82 is (bijna) niet meer. En vanaf 11 december is deze lijn er dus écht niet meer. Arriva has taken over en dat betekent dat er vanaf nu buurtbusjes rijden. 
Kijk, zo ziet de Buurtbus eruit. Even voor mijn eigen beeldvorming, want het is me tot nu toe nog niet gelukt om deze in real life te spotten.

Geloof me: ik wilde er écht vertrouwen in hebben. "Misschien werkt het wel gewoon. Die 2 minuten overstaptijd; dat is gewoon goed berekend. En die buurtbusjes waar maar plek is voor 8 personen: die gaan niet 'vol' zitten." 
Zo stond ik er afgelopen maandag in toen ik voor het eerst gebruik ging maken van deze nieuwe dienstregeling. Let's do this!
Het ging gisteren alleen om een terugreis van Weert naar Leveroy. En de Limburgliner van Weert naar Heythuysen: die was prima. Echt een wereld van verschil. Een gloedjenieuwe, retestrakke bus. We vlógen over het wegdek. Een tikkeltje onwennig dat we Leveroy praktisch voorbij reden, maar goed. Dit was nu onze realiteit.

Eenmaal in Heythuysen, moesten we overstappen op de buurtbus. De nieuwe levensader van Leveroy, het nieuwe straatbeeld. Met goede moed en lichtelijk gespannen - het is ook allemaal wat, zo'n verandering - stond ik samen met 3 andere dorpsgenoten te wachten. En te wachten. En te wachten.

Het bleek wachten op een buurtbus die nooit zou komen. Even dacht ik dat ze ons allemaal in de zeik hadden genomen. Dat de buurtbus een sprookje was, een fata morgana. Een oase. Een belletje met Arriva klantenservice ('Geen idee waar de buurtbus is mevrouw, we kunnen deze niet vinden in ons systeem. Maar de volgende gaat weer over een uur!') leverde niks op. Uiteindelijk zelf vervoer naar huis geregeld. 

Dag 2. Het was 7:25 en ik stond al bij de bushalte. Al, ja. Want de buurtbus komt pas om 7:32. En mensen die met het OV reizen, snappen dat in het OV elke minuut telt. Één minuut kan genoeg zijn de trein te halen. Of de bus te missen. Dus dat ik maar liefst 7 minuten te vroeg bij de bushalte was, getuigde van motivatie en doorzettingsvermogen. En discipline. En vertrouwen. Want nu zou ik de buurtbus in ieder geval écht niet missen. Dacht ik.

Het was inmiddels 7:38 en ik begon mijn geloof te verliezen. "Laat ik Arriva maar weer bellen, zij weten vast waar de bus is." Helaas. Wederom kon mevrouw Arriva deze gegevens niet ophalen. Ik zag zelf in de reisapp dat de bus om 7:29 al op de eindbestemming was. Ik zie mezelf nog gniffelen, naïeveling dat ik ben. "Haha gekke app, zal wel een storing zijn want DAT KAN TOCH HELEMAAL NIET?!" Dan zou de bus 20 minuten te vroeg zijn geweest. 

Ja, dat bleek.

Want ondertussen dat ik met mevrouw Arriva belde, kwam buurtbusje 2 voorbij gesjeesd. De andere kant op weliswaar, maar het was mijn laatste hoop om überhaupt nog op mijn werk te komen. Deze buurtbus was 20 minuten te vroeg. Ik voelde mijn gezicht nat worden en besefte dat het niet de tranen waren maar de regen. Waar ik inmiddels al een dik half uur in stond. 

Al met al heb ik er 1,5 uur over gedaan om van Leveroy naar Weert te komen (met de auto 15 minuten, met bus 30). Na 2 uur arriveerde ik eindelijk op mijn werk. Je kunt je wel voorstellen dat ik het eerste rondje koffie alvast níet ging halen.

En nu zit ik wat in mijn sopje gaar te koken. Het is natuurlijk belachelijk dat ik nú al driftig een stuk aan het typen ben over de rampzalige dienstverlening. Het is overdreven en misschien te voorbarig. Maar dat ik in kranten en op internet lees dat 'Arriva tevreden is over eerste dagen ondanks de spitsproblemen met de trein' dan val ik voor een 2e keer van mijn geloof. Want hier was ik dus al bang voor.

De rol die wij - Leveroy - innemen in dit grote geheel is 0,01%. En het zal André Olijslager, voorzitter Raad van Commissarissen van Arriva, een worst wezen dat buurtbusjes niet rijden zoals het hoort. Óf vol zitten (maar dat verhaal bewaar ik voor de volgende keer). De beste man zit natuurlijk prinsheerlijk in een 'dikke bmw jongens!' en heeft geen idee hoe de vlag hangt in de weeskernen. 


Datgene waar ik al bang voor was, is gebeurd én is aan het 'gebeuren'. We worden vergeten, en dat wordt alleen al pijnlijk duidelijk als er 1) geen bus komt en 2) ik mevrouw Arriva moet uitleggen hoe je Heythuysen spelt. De plek waar ik gisterenavond ben gestrand.

De enige manier dat er wat kán veranderen, is als we iets van ons laten horen. Dus niet alleen klagen tegen elkaar, maar tegen Arriva. Het klachtenformulier zit overigens verstopt op de website, dus ik leg je graag uit hoe het moet als je er niet aan uit komt. En ohja, De Limburger is ook wel benieuwd hoe Arriva bevalt en houdt een onderzoek. Laat ook dáár je mening spreken als je je benadeeld voelt. 

En als dat niet werkt? Dan misschien toch maar Tim Hofman laten weten dat ik #BOOS ben.



woensdag 7 december 2016

"Ik doe de PR voor de fanfare" HAHA


Ik heb het al vaak meegemaakt. Zodra ik 'PR' en 'fanfare' in één zin noem, begint menigeen te lachen. Al dan niet hardop. En al dan niet met goede bedoelingen. Op zich logisch. Het klinkt niet bepaald sexy en fanfares hebben over het algemeen een stoffig imago. En tóch ben ik blij dat ik het doe. Laat het me uitleggen.

Ik neem je even mee naar mijn werkelijkheid. Woonachtig in een dorp met pak 'm beet 1000 inwoners. Leveroy. En zoals blaasmuziek onderdeel is van de Limburgse cultuur, is de fanfare onderdeel van Leveroy. Onderdeel is eigenlijk een 
understatement, het is namelijk muziekbron nummer één in de gemeenschap.
"Och, wat schattig eigenlijk. En dan lopen jullie zeker elke zondag met zo'n uniform door het dorp te tetteren?

Not quite
.
Als fanfare nemen we de sociale taak binnen de gemeenschap serieus. We spelen Sinterklaasliedjes bij de inkomst van de Goed Heiligman in het dorp, begeleiden de communicanten bij de 1e Heilige Communie en brengen serenades als inwoners een bijzonder feestje te vieren hebben. Dat is de traditionele kant van de fanfare en ongeveer 10% van al onze activiteiten. Mooi om te doen, maar meteen de kant waar dat suffe imago vandaan komt.

''Ik doe de PR voor de fanfare'' klinkt dan ook niet erg sexy.

De overige 90% zijn we echter met heeule andere dingen bezig. Zo zijn we in 2014 Nederlands kampioen geworden tijdens de Open Nederlandse Fanfare Kampioenschappen (ONFK) in Friesland. Daarnaast organiseren we verschillende soorten concerten. Gewoon, omdat dat super leuk is om te doen.
Daar komt PR om de hoek kijken.

Neem nou het concert van afgelopen november. 'Op en top Nederlands', een concert met de mooiste Nederlandse muziek. Geen Mega Piratenfestijn, maar muziek van Marco Borsato, Claudia de Breij, Joost Nuissl en van Dik Hout. De fanfare repeteert keihard om ervoor te zorgen dat er 2 dagen een feestje wordt gebouwd. Maar dat feestje, dat bouwen we niet alleen. Daar hebben we publiek voor nodig.

En dat publiek komt niet vanzelf.

Aan mij de taak om ervoor te zorgen dat het concert onder de aandacht wordt gebracht in de omgeving. Online en offline. Offline overigens een hele opgave, want het is vechten om een plekje te krijgen in een lokaal blaadje.

Ik schrijf persberichten, update de website, voer social media campagnes uit, maak een planning, schrijf een blog over de voorbereidingen en neem contact op met alle lokale media. ''Ik doe de PR voor de fanfare'' klinkt dus waarschijnlijk heel kneuterig, maar is best wel heel gaaf: vooral online heb ik namelijk de vrijheid om te spelen met verschillende soorten content. Schrijven, filmen, monteren, werken met CMS: ik doe het en leer daardoor heel veel. En ja, dat is best een beetje sexy.

En gewoon onwijs leuk.

Het zorgt er ook voor dat mensen iets horen, zien en lezen over een concert. Of over een evenement. Of een actie. Wat uiteindelijk - en hopelijk - leidt tot het kopen van een kaartje. En als een concert dan nagenoeg is uitverkocht, zie je mij hardop grijnzen ergens in een hoekje van de zaal. Gevalletje win-win situatie. Ik denk dan maar één ding:

Wie het laatst lacht, lacht het best. HAHA!

zondag 20 november 2016

Koning SEO en de losse flodders van het SEO-kanon

Er was eens een koning. Koning SEO. Koning SEO bezat over een enorme hoeveelheid kennis over – jawel – SEO. Niet gek dat hij regeerde over het land van de content kings, social media guru’s en SEO seekers. En omdat koning SEO de beroerdste niet was, wilde hij zijn kennis graag delen. Met een webinar om precies te zijn. Hij stuurde e-mails naar de hele bevolking met daarin een uitnodiging voor het webinar: hij had de sleutel tot succes immers gevonden.


Koning SEO wist dat hij concurrentie had. Maar zo gewiekst als hij was, had hij daar wat op gevonden. Het SEO-verhaal: dat was gewoon zoals het was. Niet meer en niet minder. Maar daar kon koning SEO geen zieltjes mee winnen. Dus besloot hij de inhoud te laten zoals deze was, maar de verpakking te veranderen. Mooier, strakker, moeilijker, flitsender: lekker fancy. Want zo was hij wel hoor, die koning SEO. Echt een fancypants.

Het webinar ging van start en koning SEO – enthousiast over zijn eigen verpakkingen – begon ermee te gooien. ‘’Champagne SEO is de toekomst! Houd je SEO-kanon in de aanslag en schiet erop los! We moeten namelijk SEOCIAL worden! Jongens, I have a dream!’’

… Die koning SEO toch. Hoewel een enkeling ontvankelijk bleek voor zijn nieuwe boodschappen, bleek meer dan de helft af te haken. Champagne SEO? Een SEO-kanon? En wat is seocial? Hoe word ik dat überhaupt? SEO leek eerder op een ver-van-mijn-bed-show dan een recht-toe-recht-aan manier om websites te optimaliseren voor mensen die zoekmachines gebruiken. Koning SEO had geen flauw idee dat hij aan zijn doel voorbij schoot door de verpakkingen te veranderen. Hij dacht dat hij zich alleen kon onderscheiden door vooral niet te dicht bij zichzelf en de kern van het verhaal te blijven.

Maar toen was daar Mark. Een doodgewone burger die óók veel kennis bezat over SEO. Maar dat was voor Mark geen reden om een staatsgreep te plegen. Nee, Mark bleef liever zichzelf. Hij nam zijn buren, familie, vrienden en collega’s gewoon mee bij de hand en liet ze zien én ervaren wat SEO nou precies inhield. En juist doordat hij zo dicht bij zichzelf bleef, werd hij bijzonder in het land van de content kings, social media guru’s en SEO seekers. Het land van koning SEO.

En koning SEO? Tsja. Zijn monarchie bleek een farce. En tot op de dag van vandaag hebben we nooit meer iets van hem gehoord.


donderdag 22 september 2016

Lijn 82 is (bijna) niet meer.

De bus gaat weg.

Lijn 82, die rood-witte bus die altijd maar één keer in het uur rijdt, gaat verdwijnen.
Kleine waarschuwing: als je niet in een dorp bent opgegroeid, zegt deze blog je vast helemaal niks en vraag je je waarschijnlijk af waar ik me druk om zit te maken maar haak dan bij deze alvast af want voor een kleine duizend mensen maakt het wél iets uit. Dus.

Per december neemt Arriva de dienstregeling over van Veolia en in de conceptplannen verdwijnen ongeveer 60 buslijnen in kleine kernen. Waaronder dus Leveroy. ,,In opdracht van de provincie zal de vervoerder zich richten op de grotere en drukkere routes'' aldus de website van Dagblad de Limburger.

@%$#@(*&!!!

Voordat ik een betoog schrijf waarom dit besluit een ramp zou zijn, schets ik eerst even een situatie. Maak kennis met Leveroy. Met zo’n 1000 inwoners inderdaad een ‘kleine kern’. Als inwoner van Leveroy word je hier dan ook vaak aan herinnerd. ,,Ha, knipper vooral niet met je ogen als je door Leveroy rijdt, want voordat je het weet, ben je er weer uit!’’ HA-HA. Dat terzijde.

Hoi. Dit is Leveroy.
Ja, het ís een klein dorp. Wat betekent dat inwoners een dik half uur in de bus zitten om bij het dichtstbijzijnde station te komen. Leveroy ligt nou eenmaal niet zo lekker centraal. En juist dáár gaat het mis.

Dagelijks, zo rond een uur of 7:30, staat er standaard een groepje mensen bij de bushalte. Vaak studenten en scholieren. Wat later op de dag kan het voorkomen dat er een oudere generatie bij de bushalte staat. Op weg naar het ziekenhuis misschien. Of naar de winkel (ja, ook die ligt niet om de hoek).  

Tsja, dat is het nadeel van in een klein dorp wonen: er ligt eigenlijk niks om de hoek. De middelbare school valt nog te fietsen (40 minuten), maar opleidingen liggen toch een stuk verder weg. De bus is eigenlijk een levensader die letterlijk door Leveroy loopt. Soms een hele vervelende levensader (lees: geen airco bij tropische temperaturen en wél airco bij vrieskou) maar zonder zou ik momenteel niet kunnen. Iets wat de hoge meneren bij Arriva misschien moeilijk kunnen begrijpen.


 Als ik dit zo schrijf, besef ik me eigenlijk dat de grootste frustratie niet eens komt door het verdwijnen van de bus. Het feit dat er wéér iets dreigt te verdwijnen uit deze toch al kwetsbare kern is veel frustrerender.

‘Waarom ga je dan niet wat centraler wonen? Ergens waar je gewoon kunt pinnen bijvoorbeeld.’

Hmm. Een dorp als Leveroy vecht elke dag voor haar bestaansrecht. Inwoners organiseren zélf allerlei initiatieven en activiteiten, waardoor elke keer maar weer blijkt hoe groot zo’n klein dorp kan zijn. Niet voor niks is er ook nú alweer een handtekeningenactie opgezet om de bus te behouden. Waarom ik niet centraler ga wonen? Dáárom dus. We maken ons hard voor dit dörpke en dat maakt dat het een fijne plek is om te wonen.  

Aan wilskracht dus geen gebrek. Maar als we Leveroy leefbaar willen houden, dan zijn een aantal dingen essentieel.


En een buslijn? Dat is er daar één van.

dinsdag 19 april 2016

Ik ben online, dus ik ben.

Laat ik je even meenemen terug in de tijd. Ik schrijf 2011; het jaar van de sms-blox. Met mijn Nokia C3-00 maakte ik hier gretig gebruik van. Elke maand kocht ik voor €10 à €20 zo'n 1000 smsjes die met verve het universum in werden geslingerd om vervolgens bij de ontvanger te landen. Wat een wereld.


Hoe anders werd dat met de komst van Whatsapp? Vrienden en klasgenoten installeerde deze nieuwe manier van communiceren op hun telefoon en ik keek hongerig toe hoe gemakkelijk én goedkoop het was. Mijn malle Nokia liet deze functionaliteit uiteraard nog niet toe, maar na tijdje kon ook mijn telefoon overstag. Yes, ik kon appen!


Er ging een wereld voor me open. Ik appte me een slag in de rondte, werd toegevoegd in groepsapps en voelde me rijk met de gesprekken die ik voerde. Daarbij kon ik precies zien wanneer en hoe laat iemand mijn appjes had gelezen, tevens de ultieme inkopper voor de eerste Whatsapp-ruzies. Wat was het leuk hè, dat appen?

Daar waar een wereld voor mij open leek te gaan, bleek er in werkelijkheid eentje sluiten.

Ik begon een druk te ervaren. De druk van altijd online te moeten zijn. De druk om altijd maar zo snel mogelijk te reageren. ‘Online zijn’ kreeg eigenlijk een hele nieuwe betekenis; ik merkte dat mijn ‘app’-contacten het vanzelfsprekend vonden dat ik binnen no-time reageerde. Als het wat lang duurde voordat er een reactie kwam (lees; momenten dat je jezelf even terugtrekt met een Libelle op la Toilette) waren de ‘Hallo’s?’ en vraagtekens niet van de lucht. Ik was toch immers online geweest?


Het resultaat? Ik ben app-moe en daardoor waarschijnlijk de meest irritante persoon voor jou om mee te appen. Als trotse ambassadeur van LLDN (Liever Laat Dan Niet) reageer ik eigenlijk altijd laat. Of niet. In dat geval ben ik je gewoonweg vergeten. Met de garantie dat je bij mij een blauwtje loopt - aan blauwe vinkjes geen gebrek- vermoed ik dat ik ergernis nummer één ben voor menig fanatieke apper. We zijn tegenwoordig misschien 24/7 online, maar wil dat zeggen dat we er dan ook 24/7 moeten zíjn? Nee, ik vind van niet.

Nouja, ik ben er verder wel hoor. Alleen sporadisch op Whatsapp.

En daar ben ik best een beetje blij om. 



dinsdag 15 maart 2016

''Dus toen ik naakt voor de camera verscheen...

wist ik dat ik mijn roeping had gevonden!,, vertel ik enthousiast tegen mijn moeder. Ze hoort mij niet, en dat is ook niet zo raar. Haar aandacht gaat naar een verlicht schermpje, aangezien ze zich plotseling bedacht dat ze haar collega nog een appje moest sturen. Het saillante detail – een carrière in de porno – dat ik toevoegde om te checken of ze er ‘nog was’, bleek niet te landen aan haar reactie te zien (‘Huh, wat?’).


Het blijft een pijnlijke confrontatie zodra ik merk dat een gesprekspartner zich meer concentreert op een telefoon dan op wat ik te vertellen heb. Natuurlijk zijn lang niet alle dingen interessant, en de helft van de dingen die ik vertel zijn vást niet ‘luisterwaardig’, maar hallo?! Sinds wanneer zijn we vergeten om überhaupt naar elkaar te luisteren? Waarom valt heel Nederland over de terrasmeisjes terwijl het ondertussen stilzwijgend geaccepteerd wordt dat bijna ie-de-reen onbeschoft met zijn telefoon bezig is tijdens een gesprek? En sinds wanneer is het zó ver gekomen dat zelfs mijn ouders allebei op hun telefoon zitten tijdens een ‘gezellig’ middagje lunchen?

DOE DIE FUCKING TELEFOON TOCH EENS WEG!

Ik wil niet alleen met mijn vingertje naar anderen wijzen; óók ik zit vaak aan mijn telefoon vastgekleefd. Ik kan kilometers lopen zonder ook maar één keer om me heen te kijken, en daarvoor schaam ik mij diep. Echter, buiten het feit dat we denken dat telefoons tegenwoordig onmisbaar zijn, kan ik gewoonweg niet accepteren dat het normaal aan het worden is om te rommelen op je telefoon terwijl er tegen je gepraat wordt. Je hebt het misschien zelf niet in de gaten, maar voor de ander is het alsof je tegen een muur praat. En buitenom het feit dat het ongezellig is om tegen een muur te praten (ooit geprobeerd?), is het gewoon onbeschoft en je bent daarmee vreselijk gezelschap. Dineren met een muur is nooit leuk.

Wat voor een muur ben jij? Doe nu de test!
Daarbij mensen; we lopen op die manier zo ontzettend veel dingen mis. De zeldzame avonden waarbij de telefoon niet tevoorschijn wordt gehaald, zijn altijd de leukste avonden waarbij échte gesprekken gevoerd worden. Het zijn juist díe avonden die mij altijd heel lang bij blijven en waarbij ik ouderwets huilend van het lachen mijn bed in rol.

Ik ga heus geen oproep doen in de hoop dat iedereen weer oldskool de postduif tevoorschijn gaat halen; de telefoon is nou eenmaal here to stay. Ik hoop wél dat je beseft wat voor een ongegeneerd aardappelhoofd je bent als je je telefoon erbij pakt terwijl er iemand tegen je praat.

Huh, wat?